Roy Romeijn: “Ik wil niet op een tassie”

29 juli 2020

Zijn vader, de rots in zijn branding, had echte zeebenen en voer de hele wereld over. Kraanmachinist Roy Romeijn (45), beter bekend als de Rotterdamse dichter Moses Roffa, heeft echter liever vaste grond onder zijn voeten. “Ik heb wel eens op een vissersboot gezeten, maar ik heb toen geen enkele vis gevangen. Ik heb ze alleen maar gevoerd.”

Naast zijn werk als kraanmachinist bij de ECT is de stoere bebaarde havenarbeider bij menig Rotterdammer bekend door zijn rauwe, soms grove, maar vooral typische Rotterdamse gedichten die hij bijna dagelijks op Instagram post. Schrijfsels die niet zelden op 45 meter hoogte in de Rotterdamse haven worden bedacht. De goedlachse Romeijn vertelt: “Soms roept er iemand iets om in de portofoon en dan valt me zo – ploep – een idee voor een gedicht te binnen.”

De liefde voor de Rotterdamse haven zit diep. Niet gek. Hij groeide op in Poortugaal met uitzicht op de home terminal van de ECT. Zijn vader voer de hele wereld over en keerde huiswaarts boordevol wilde zeemansverhalen en een koffer vol cadeautjes. “Mijn vader kon heel mooi vertellen. Hij rook overigens altijd naar diesel.”

Romeijn kan zich de verhalen over haaien die alles opvraten wat er overboord werd gekieperd nog goed herinneringen. Maar ook de korte staccato verhalen die per telegram huize Romeijn van ver werden toegezonden, staan hem nog vers in het geheugen gegrift. “Mijn vader was soms wel negen maanden van huis. Ik wist wel dat ik dat later niet wilde. Niet alleen omdat ik geen zeebenen heb, maar ik zou doodongelukkig worden als ik mijn vrouw en kinderen zo lang zou moeten missen.”

Noodlot
Zijn lang gekoesterde droom om bij de home terminal van de ECT te werken, gaat in 2007 eindelijk in vervulling. Tegelijkertijd slaat het noodlot toe. Zijn vader overlijdt plots aan een hartstilstand. Romeijn: “Ik heb de ogen uit mijn kop zitten janken in een terminal trekker. Mijn vader werd één dag nadat ik in dienst was bij ECT gecremeerd. Door mijn vader wilde ik van jongs af aan in de Rotterdamse haven werken. De haven zit in mijn DNA. Mijn pa heeft het niet meer mee mogen maken.” 

”Het voelde zo dubbel. Ik was zo blij en tegelijkertijd zo verdrietig”

Het gesprek valt een seconde of wat stil. Romeijn staart uit het raam van de koffiezaak waar we hebben afgesproken voor dit interview. Zijn ogen schieten vol als hij terugdenkt aan die tijd. Dan verschijnt er een kleine lach om zijn lippen. “Nee, hij heeft het wél meegemaakt, want hij wist dat ik was aangenomen bij de ECT. Ach man, het voelde zo dubbel. Ik was zo blij en tegelijkertijd zo verdrietig.”

Hij gaat verder: “Mijn vader was de meest eerlijke man die ik in mijn leven heb gekend. Pijnlijk eerlijk soms wel ook hoor. Een man met zijn hart op de tong.”

Moses Roffa heeft het duidelijk niet van een vreemde. Zijn gedichten zijn recht voor z’n raap. Je buik trekt er soms van samen als je het leest. We pakken er eentje bij: Een jas dat kan je gerust van me aannemen.

Opkomen als poepen
“Hoe die is ontstaan?” Romeijn lacht: “Ja, die ontstond doordat iemand tegen me zei: ‘Dat kun je gerust van me aannemen hoor.’ Nou, ik neem dus mooi helemaal niks van iemand aan. Ja, een jas, dat wil ik wel van je aannemen. En zo ontstaat er dan ineens een idee in m’n hoofd. Ik zeg altijd: het komt op als poepen, maar het kan ook zomaar dagen wegblijven.”

Zijn gedichten ontstonden typisch genoeg door een vervelende tijd in de haven. Door een bedrijfsongeval komt de havenarbeider thuis te zitten. “Ik had zoveel pijn, zowel lichamelijk als geestelijk. Mijn linkerschouderblad was kapot en ik had last van mijn nek. Nog steeds trouwens. Maar ik was vooral gefrustreerd omdat ze een naar spel met me speelden. En ik kan echt niet tegen onrecht. Ik ben een vechter, dus ik ben net zo lang doorgegaan totdat ik mijn gelijk werd gesteld.”

Zijn frustratie zet hij op papier in de vorm van betoverende gedichten die hem duizenden volgers op Instagram opleveren. “Wat ik ermee wil? Nou, in ieder geval niet op een tassie ofzo hoor. Dat doet iedereen, ik houd daar niet van.” Met twinkelde oogjes trekt hij zijn baard glad. “Ik doe wat ik wil, maar ik denk dat ik ze wel wil bundelen in een boek.”

Baard
Zijn behaarde gezicht en stoere zeemanskop maken hem tot een unieke verschijning, maar vooral zichzelf. “Mijn vader heeft altijd een baard gehad. Ik vind dat typisch iets voor een zeeman. Na zijn overlijden heb ik de mijne laten staan. Mijn baard is een ode aan mijn vader. Die baard gaat er nooit meer af.” Romeijn trekt zijn telefoon uit zijn broekzak en toont met glinsterende ogen een foto van zijn vader. “Ik lijk veel op hem hè?” Dan lachend: “Hij was alleen wat slanker.”

”Het mooiste moment van de dag is wanneer ik mijn stoel instel en de joysticks met beide handen beetpak”

Het idee dat je een grote stevige kerel moet zijn om een kraan te kunnen besturen, haalt hij meteen onderuit. “Nee joh, er zitten ook mooie slanke dames op de kraan.” Ondanks dat hij in een hokje werkt, is Romeijn wars van hokjes en de maatschappij waarin we vandaag de dag leven. “We zijn zo ver van onszelf af komen te staan. We snappen helemaal niet meer waar het om draait en we maken het onszelf veel te moeilijk. Iedereen wil maar meer en hebben, hebben, hebben. Wees gewoon blij met wat je hebt, wees blij met jezelf.”

Hoogtevrees
Deze boodschap deelt hij, soms verkapt, in zijn gedichten. “Er zit altijd een diepere laag in mijn gedichten, daar hou ik van. Maar ik ben geen letterkundige hoor. Ik schrijf het ook gewoon op zoals je het zegt. En dan lekker op zijn Rotterdams.”

Romeijn is gek op de Maasstad. Ondanks dat hij opgroeide in Poortugaal en nu weer onder de rook van Rotterdam woont met zijn vrouw en kinderen, ging hij in Rotterdam naar de havenvakschool en woonde er tientallen jaren van zijn leven. 

“Ik ben zo trots joh, dat ik de haven werk. Dat hoort toch gewoon bij Rotterdam!” Vier dagen in de week zoeft hij met een klein liftje naar 45 meter hoogte om vervolgens via een smal rooster naar zijn kraan te lopen. “Ik heb hoogtevrees gehad. Nu niet meer, maar ik voel hem nog altijd als ik over dat rooster loop.” Zijn ogen beginnen opnieuw te glimmen. “Het mooiste moment van de dag is wanneer ik mijn stoel instel en de joysticks met beide handen beetpak. Dan geniet ik even van het uitzicht en dan ga ik aan de slag. Je kan zo ver kijken, je ziet de hele stad. Bij goed weer zie je zelfs Den Haag en Scheveningen. En die luchten zijn soms zo prachtig. Ik heb al heel wat foto’s met mijn smartphone gemaakt.”

Thuis
Romeijn werkt op de terminal bij de Yangtzehaven . “Vanaf mijn kraan zie je die joekels van schepen al van verre aankomen. Het zijn net drijvende flatgebouwen. Sommige zijn wel vierhonderd meter lang en zestig meter breed. Je weet echt niet wat je ziet. Soms zijn ze zo hoog dat ze net onder m’n kraan passen. En ja, dan is het gewoon een kwestie van lossen en laden. Ik heb altijd gezegd: al moet ik hier de vuilnisbakken dagelijks legen, het maakt me niet uit. Als ik maar in de Rotterdamse haven mag werken. Dit is mijn thuis.”

Tekst

Chantal Lindsen

Beeld

Vincent van Dordrecht

Meer artikelen

Eindeloze mogelijkheden

3 augustus 2020

Automatisering, blockchain, AI, AR, smart shipping, open data, internet of things, autonoom varen… Zomaar een paar begrippen die je om de oren vliegen in de...

Lees het hele artikel

”Ik kan alleen maar trots zijn op de Rotterdamse haven”

21 juli 2020

Stilstaande fabrieken, minder containers, dreigende faillissementen en werkloosheid; de Rotterdamse haven staat sinds de uitbraak van corona voor enorme uitdagingen. Met een toegevoegde waarde van...

Lees het hele artikel