Aan zijn pensioen wil de 69-jarige Otto van den Broek nog steeds niet denken. De geboren en getogen Dordtenaar is nog vier dagen per week bij Schokindustrie Betonwaren te vinden. De wereld van betonnen funderingsbalken, hei- palen, poeren en bergingsvloeren voelt als zijn thuis. Al bijna vijftig jaar. Een gouden huwelijk met het Zwijndrechtse bedrijf gloort aan de horizon. “Een kroon op mijn werk. Al wil ik ook daarna het liefst blijven werken. Als het kan hier aan de Schokhaven, maar anders elders op een nog grotere kraan misschien?” Is dit soms een open sollicitatie?
“Ik kan nu eenmaal niet stilzitten. En werken vind ik nog elke dag leuk.”
Op een mooie winterse dag ziet Otto van den Broek vanuit zijn loskraan aan de Schokhaven de zon opkomen én weer ondergaan. Op twintig meter hoogte kijkt hij precies uit over de plek waar de Oude Maas en de Dordtsche Kil samenkomen. Ondertussen manoeuvreert hij vakkundig en nauwkeurig zijn grijper het ruim in om zand en grind aan wal te brengen. “Een kwestie van ervaring”, glundert Otto. “Schade maak ik zelden.” Luisterend naar deze havenman in hart en nieren, begin je steeds beter te begrijpen waarom Otto deze plek verkiest boven de comfortabele bank thuis in zijn woonkamer. Otto lacht: “Ik kan nu eenmaal niet stil- zitten. En werken vind ik nog elke dag leuk. Op dit drukke punt van de rivier gebeurt altijd wat: grote schepen die passeren, de steeds veranderende vergezichten en wolken- partijen. En dat vrije gevoel. Dat is toch het mooiste dat er is. Het maakt me gelukkiger dan achter de geraniums zitten.”
Rechtsback
Otto vertelt hoe hij negenveertig jaar geleden op deze rauwe plek in de haven terecht kwam. “Schokindustrie bestaat al sinds 1934 en stond bekend als een oerdegelijk bedrijf. Daar- voor werkte ik via een koppelbaas met een onregelmatig schema. Ik wilde meer zekerheid en in het weekend vrij, zodat ik tijd had voor een partijtje voetbal; als rechtsback speelde ik niet onverdienstelijk. Helaas moest ik er later, na operaties aan mijn knie en enkel, mee stoppen. Het zijn trou- wens de enige twee keren dat ik me ziek heb gemeld; voor een verkoudheid of griepje blijf ik echt niet thuis.”
Mijlpalen
Samen met vijftien vrienden en kennissen uit de Dordtse volksbuurt de Wielwijk reageerde Otto op een advertentie van het Zwijndrechtse bedrijf, gespecialiseerd in betonproducten voor de bouw. Het was liefde op het eerste gezicht, die uitmondde in een lang en gelukkig huwelijk. Volgend jaar is Otto vijftig jaar in dienst. Een bijzondere mijlpaal. “In de hoogtijdagen waren we bij Schokindustrie met ruim driehonderd collega’s. Elke machine had een ploeg met vijfentwintig medewerkers; iedereen kende elkaar.” Otto mijmert nog weleens over de familiaire sfeer van toen, en denkt graag terug aan de personeelsreisjes naar Zandvoort en IJmuiden. “De gezelligheid begon al onderweg in de bus, daarna volgde een feestavond met overnachting. Dat was een fantastische tijd. Helaas verlies je van de oude garde door de jaren heen mensen. Sommigen zijn overleden, anderen vertrokken. Ik overleefde vijf reorganisaties.” Het bedrijf opereert intussen met fors minder personeel, een man of vijftig totaal, door crisis in de bouw, maar ook door toenemende concurrentie. “Vroeger hadden we voorraden, nu werken we op opdrachtbasis.” Schokindustrie is weliswaar kleiner, maar als een van de meer dan vijftig zelfstandige dochterondernemingen een belangrijke schakel binnen het grote familieconcern De Hoop Terneuzen. De geschiedenis van deze gedreven totaalleverancier voor de bouw gaat meer dan honderd jaar terug. Over mijlpalen gesproken.
Topbaan
Bij Schokindustrie ontwikkelde Otto zich vrij snel tot allround medewerker. Voor alle machines behaalde hij de benodigde certificaten. “Dat maakt het werk afwisselend. Je weet wat je doet en wat je maakt. Misschien is dat de reden dat ik nooit de behoefte had om te kijken of het gras bij de buren groener was.” Of hij nu met zijn kraan zand en grind uit schepen lost, de ladingen met de shovel of bobcat verplaatst, of met de heftruck de betonnen heipalen, poeren of vloeren op vrachtwagens laadt, aan het werk is Otto in zijn element. “Soms vervang ik een collega op de centrale, vanwaar de fabriek wordt aangestuurd via computersystemen. Ik sta dan paraat om controle te doen en eventuele storingen op te lossen.” Collegialiteit is Otto veel waard. “Ik werk altijd heel fijn samen met Salam Arab, die ik al achttien jaar ken, en Gert Euser, die zelfs nog twee maanden langer aan boord is dan ik.” En als de positie van directeur vrijkomt? “Ik heb al een topbaan”, lacht Otto. “Voor kantoor ben ik niet in de wieg gelegd. Bovendien hebben we sinds een jaar of vijf Wido de Jong aan het roer staan. Een goede vent met oog en oor voor alle medewerkers en een duidelijke toekomstvisie. Door hem en manager Roy Braham kon ik langer doorwerken. Dat waardeer ik enorm. Ik geloof dat er plannen zijn voor een nieuwe hal en nieuwe producten. Daar ben ik wel nieuwsgierig naar.”
Komen en gaan
Is het niet zwaar, werken in de haven, met al dat beton? “Zeker niet. Hoogstens een kistje van tien kilo dat ik handmatig moet tillen. De rest doen we met machines.” Otto verbaast zich nog wel eens over de nieuwe generatie werkenden. “Ik zie ze komen en gaan. Het lijkt wel alsof de jeugd liever thuis zit, dan de handen uit de mouwen steekt. Dat vind ik moeilijk te begrijpen. Zowel jongeren als ouderen hebben toch de behoefte om ‘ertoe te doen’? We kunnen veel van elkaar leren, en hebben daardoor bedrijven veel te bieden. De haven kampt nu al, maar zeker de komende jaren, met een groot personeelstekort.” Otto’s tip voor senioren: “Blijf zo lang mogelijk werken als je gezond bent en het goed voelt. Als oudere binnen een bedrijf hebt je nog steeds van toegevoegde waarde.”
“Het lijkt wel alsof de jeugd liever thuis zit, dan de handen uit de mouwen steekt. Dat vind ik moeilijk te begrijpen. Zowel jongeren als ouderen hebben toch de behoefte om ‘ertoe te doen’?”
Toeren met de motor
Thuis bereikt Otto komende zomer een mijlpaal om bij stil te staan. “Dan zijn mijn vrouw en ik vijftig jaar getrouwd. Dat is wel een feestje waard om te vieren met het hele gezin. We hebben een zoon en dochter, vijf kleinkinderen en een achterkleinkind. “Mijn vrouw begrijpt dat ik nog graag werk, want dat doet ze zelf ook. En we zijn geen vakantiemensen. Wel houden we ervan een dagje weg te gaan, maar ‘s avonds slaap ik het liefst weer in mijn eigen bed. Toen ik vijfenvijftig was, heb ik mijn motorrijbewijs gehaald. Ik sloot me toen meteen aan bij de Honda Club. Een hele gezellige club mensen van alle leeftijden. In de zomermaanden maken we elke maand een toerrit van zo’n tweehonderd kilometer, door heel Nederland. Mij niet gezien op zo’n snelle buikschuiver, zoals mijn zoon heeft. Ik wil juist op mijn ‘dooie gemakkie’ door de natuur rijden en van de omgeving genieten.” Ook open dagen van Defensie en de Wereldhavendagen slaat Otto nooit over. “Er is zoveel te zien. En de demonstraties zijn indrukwekkend. Dat is elke keer weer genieten samen met mijn zoon en kleinzonen.”
Als kersverse zestiger mag Giel Verkamman op zijn senioriteit vertrouwen, in de praktijk heeft hij nog steeds de energie van een ‘jonge hond’. Gedreven door...
Lees het hele artikel Voor procesoperator Rob Smits (27), is de Rotterdamse haven niet enkel een plek om te werken en geld te verdienen. Al tien jaar lang loopt...
Lees het hele artikel